Johan Vink wil als christen relevant zijn en heeft een hekel aan simplisme. Zijn recent verschenen boek ‘Het Omega-dossier’ neemt ons mee ‘op zoek naar het DNA van Gods koninkrijk’. Een ontdekkingstocht op basis van levenservaring, die niet goedkoop tot stand is gekomen.
Wat is je achtergrond?
Ik ben op mijn dertiende tot geloof gekomen en mijn hele leven ben ik in het Koninkrijk van God actief geweest. Ik begon al jong bij Youth for Christ, toen ik een jaar of vijftien was. Na mijn studie sociologie heb ik een aantal jaar les gegeven op de sociale academie, gevolgd door twaalf jaar als directielid bij Youth for Christ. Daar was ik verantwoordelijk voor de ontwikkeling van creatieve programma’s, zoals de theatergroep ‘Op vrije voeten’. Ik heb daarna vijftien jaar bij de EO gewerkt, waar ik verantwoordelijk was voor de verkondigende programma’s. Ten slotte ben ik vijftien jaar voorganger geweest van de Vineyard gemeente in Wageningen.
Je bent de laatste tijd bezig met het Omega Project. In hoeverre is dat een voortzetting van wat je in al die jaren gedaan hebt?
Eigenlijk ben ik van jongs af aan bezig geweest met de vraag: hoe verhoudt de boodschap van het Evangelie zich met deze cultuur, met de behoeftes van mensen, de dingen waar je tegenaan loopt, ook de moeilijke dingen. Het Omega Project past ook in die lijn. Het lesgeven op de sociale academie was voor mij echt een eyeopener. Ik gaf sociologie op een niet-christelijke hogeschool in Amsterdam, in het hart van de hippiebeweging. Ik merkte dat ik daar als christen iets kon doorgeven. In de lessen hadden we gesprekken over onderwerpen die écht relevant waren. Dat is denk ik wat ik erg op mijn hart heb: hoe kun je aanhaken bij de vragen die bij mensen leven.
In het verhaal dat je beschrijft, is er ook een punt waar je vastliep in het geloof waarmee je was opgegroeid.
Geloof werd bij ons thuis altijd voorgesteld als iets dat moeilijk is, waar je je best voor moet doen. Het geloof lag voor mij heel erg in de sfeer van alles op een rijtje krijgen en het begrijpen. Ik denk dat dat een blokkade vormde voor het werk van de Heilige Geest. Op een gegeven moment ben ik in contact gekomen met John Wimber (de oprichter van de Vineyardbeweging), waarna ik naar een conferentie van John Wimber ben gegaan in Amerika. Daar merkte ik dat het geloof niet een geheel van dogma’s, regels en een moraal is, maar ook iets dat wordt beleefd als iets dat hier en nu werkt. Het is niet alleen waar, maar het werkt ook. Het betekende dat ik niet alleen de dingen goed op een rij had en verstandelijk kon begrijpen, maar dat ik ook merkte dat God echt dingen doet, dat Hij spreekt en openbaring geeft. Die dimensie die in de pinksterbeweging al vanaf het begin van de vorige eeuw bekend was, was voor mij totaal onbekend. Toen ik daarmee in contact kwam, wist ik: “Hiermee wil ik verder.”
Hoe heeft dat proces jou persoonlijk veranderd?
Dat is een heel ingrijpend proces geweest, want er waren veel dingen die ik moest afleren, veel dingen die ik in mijn systeem had, waar ik niet mee uit de voeten kon. Zo was ik bijvoorbeeld op een gegeven moment in een groepje terecht gekomen met een aantal mensen die het spreken van God heel belangrijk vonden. De avonden met die mensen waren in het begin voor mij heel onwennig. Aan het eind van de avond dacht ik: “Ik hoor niets, zij weten allemaal precies hoe het werkt maar ik zou het niet weten.” Ik merkte dat mijn verstand me daarbij behoorlijk in de weg stond. Het was alsof ik op de kleuterschool opnieuw begon met leren, een soort paradigmaverandering die je ontregelt, alsof je naar een ander land emigreert waarvan je de taal niet spreekt, waar je de weg niet weet en waar je de gewoontes niet kent. Nu weet ik als iets in mijn gedachten komt of het van God is of niet, op een gegeven moment ga je dat herkennen. Maar het proces daartoe is voor mij heel lastig geweest.
Je hebt het boek ‘het Omega-dossier’ geschreven. Is dat een weerslag geweest van het hele proces waar je doorheen gegaan bent?
Dat is het in grote mate zo, maar het is ook meer. Toen ik bij de Vineyard voorganger werd, kwam ik met veel studenten in contact. Ik sprak vaak, bereidde allerlei verhalen voor en dat alles heeft allerlei vragen en issues op mijn bord gelegd waar ik over na moest denken. Dit boek is het product van dat proces geweest.
Kun je samenvatten wat je met het Omega-dossier hebt willen zeggen?
De focus is op het Koninkrijk van God en de zoektocht naar het Koninkrijk, hoe je het hele christen-zijn plaatst in de context van het Koninkrijk. Het gaat niet om de kerk, om de dogma’s, om goed leven, maar het gaat om het Koninkrijk van God. Jezus kwam en zei: “Het Koninkrijk is gekomen.” Dat betekent dus dat je een heel andere kijk krijgt op de geschiedenis.
Wat ik heb proberen te doen is dat je op een andere manier kijkt naar het christen-zijn. Ik denk dat dat heel erg helpt om je eigen verhaal en strijd en worstelingen beter te kunnen plaatsen. Het gaat er niet primair om in het christelijk geloof of wij in de hemel komen. Zoals Jezus over het Koninkrijk sprak, ging het om een nieuwe orde, een invasie die ertoe moest leiden dat de heerschappij van de boze, met alle gevolgen van dien, doorbroken zou worden en het licht en het zout van het Koninkrijk deze hele schepping zou doortrekken en beïnvloeden.
Voor wie heb je dit boek geschreven?
Er zijn veel mensen die in een christelijk gezin opgroeien en heel veel dingen aannemen. Maar op het moment dat ze gaan studeren, of in een werkomgeving terechtkomen waar mensen heel anders denken, komen ze met heel andere ideeën in aanraking. Ze gaan dan denken: “Wat geloof ik eigenlijk?” Ze komen er achter dat ze dingen te gemakkelijk hebben aanvaard. Dat is op zich niet erg want als je jong bent, dan moeten dingen duidelijk zijn, maar als je ouder wordt, krijg je toch te maken met een soort realitycheck. Werkt dit nou echt? Hoe kom ik hiermee verder?
Die mensen heb ik op het oog, omdat ik zie dat veel van hen afhaken. Dat heb ik in mijn werk als voorganger ook veel gezien. Ik merk dat jongeren, soms van de ene of andere dag, ergens door in de war raken. Er gebeurt iets in hun leven wat ze niet kunnen plaatsen. Hun relatie loopt bijvoorbeeld stuk, of hun studie krijgen ze niet rond en opeens krijgen ze het gevoel dat bidden niet helpt. Met eenvoudige antwoorden kom je er dan niet uit. Je moet dan echt worstelen met lastige vragen.
Een van de thema’s waar je het in je boek vrij uitgebreid over hebt, is het thema van de paradox. Waarom stel je dit thema zo centraal in je boek?
Ik vind zelf het begrip paradox heel behulpzaam, omdat het laat zien dat dingen die voor je gevoel niet met elkaar te rijmen zijn, elkaar niet hoeven uit te sluiten. We leven in een tijd waar heel veel of-of gedacht wordt, er moet snel gecommuniceerd worden, we hebben de neiging om dingen heel erg zwart-wit te verwoorden. Dat stuk polarisatie brengt heel veel mensen in een impasse. Je komt in een fuik terecht.
Leren om in en-en termen te denken is iets wat volgens mij bij volwassenheid hoort. Je bent pas volwassen als je op een gezonde, evenwichtige manier in het leven kunt staan. Dat heeft ermee te maken dat je niet in valse tegenstellingen denkt. De Bijbel zit vol met paradoxen.
Zijn er een of twee paradoxen uit die lange lijst die voor jou echt een eyeopener zijn geweest?
Dan kom ik toch bij het verhaal rond het thema genezing uit. Mijn vrouw Frannie heeft op een gegeven moment kanker gekregen. We hebben veel gebeden om genezing en zijn naar allerlei plekken gegaan waar veel gebeden is voor haar genezing. Daar hebben we ons heel sterk naar uitgestrekt. Op een gegeven moment was er een situatie waar iemand die voor ons bad en aan me vroeg: “Kun je het overgeven?” Dat was een vraag waarvan ze wist dat God die aan mij stelde. Dat vond ik een heel lastige, omdat ik bezig was vanuit de hoop dat God ging ingrijpen, om me als het ware aan Hem vast te klampen en te bidden om genezing. Ik wilde daarin volharden. Overgave betekende voor mij dat ik het los moest laten en als het ware moest capituleren. Dat gaf voor mij echt een worsteling, dat heeft ook wel een tijdje geduurd voordat ik begreep: “Wat gebeurt er nu van binnen, waarom reageer ik zo sterk op dat begrip?”
Tot ik begreep dat overgave en volharden een paradox vormen en dat het nodig is om te leven vanuit het vertrouwen dat God goed is, dat hij je gebed hoort en dat Hij bij jou betrokken is. Dat je dat echt mag geloven en jezelf daaraan mag toevertrouwen en tegelijkertijd kan bidden met volharding. Volharding is een belangrijk aspect van de dingen die God wil geven.
Ik moest dus ontdekken dat dit een paradox is, waarin God zowel volharding als overgave belangrijk vindt. Dat heeft me enorm geholpen. Frannie is inmiddels overleden. Ik heb tot op de laatste dag voor haar gebeden en ik heb ook gemerkt dat God heel duidelijk reageerde op die gebeden. Geen gebed is zinloos geweest. Ik weet dus niet waarom hij niet heeft genezen, maar ik merk wel dat zijn goedheid en het besef van zijn aanwezigheid, me heeft geholpen om dat te kunnen aanvaarden.
Je hebt naast het boek ook een stichting, het Omega project…
Wat ik heel graag wil met het Omega Project is mensen prikkelen, input geven, verhalen vertellen over wat er wereldwijd gebeurt. Zodat het stimuleert en uitdaagt en mensen echt verwachting geeft dat God in hun leven of in ons land meer dingen wil doen.
We zijn nu bezig met het maken van een cursus die begin 2021 verschijnt. Die gaat over zeven belangrijke paradoxen die we hebben uitgekozen. Die cursus kunnen mensen in hun studentenvereniging of in hun kerk gaan volgen. Het is een cursus die je online kunt volgen, met drama, met verhalen van mensen erin, met opdrachten en stukjes onderwijs, het is een kant-en-klaar programma waarmee je een hele avond kunt vullen. Ik hoop dat we in de toekomst meer van dat soort cursussen kunnen maken, ook toegesneden op bepaalde onderwerpen.
We willen ook een online magazine opzetten, met goede verhalen, interviews en creatieve dingen, zodat mensen die bezig zijn met de thematiek van het Koninkrijk allerlei input kunnen vinden. Ik hoop dat het een beweging wordt waar heel veel mensen bij elkaar gaan komen, in groepjes of bij activiteiten in het land.
Tekst: Jan Willem Vink